In de tuin van de plek waar ik soms zing, spint de processierups. Een border vol planten is ingepakt met iets wat lijkt op gesponnen suiker. Het oogt macaber, verstikkend en indrukwekkend perfect. ‘Net kunst,’ zegt een voorbijganger vrolijk. Interessant. Is kunst een menselijk product en behoort de natuur tot een andere orde?

Natuur als ding
Toevallig woonde ik onlangs een fantastische lezing bij van bioloog en filosoof Matthijs Schouten. Hij vertelde zijn verhaal op de Zalige Zondag van de Theaterloods op het terrein van Radio Kootwijk. Matthijs schetste het beeld van de wijze waarop de Westerse mens zich door de geschiedenis heen verhouden heeft tot de natuur. Zo bracht Aristoteles een hiërarchische orde aan, met bovenaan de top natuurlijk de mens. Descartes scheidde de geest van de dingen en deelde de natuur in bij de dingen. Planten, bomen, dieren- het waren dingen, en die dingen waren er om ons, begeesterde mensen, te dienen. Dat perspectief bepaalt nog steeds ons Westerse denken. Wij voelen ons geen onderdeel van de natuur, de natuur is er voor ons. En daarom, onder andere, zorgen we er zo slecht voor. Want natuurbehoud is niet hetzelfde als zelfbehoud.

Matthijs blies urgentie door de zaal. Mensheid, soort, bezin je! Het opgeheven vingertje, zo kenmerkend bij het klimaatdebat, ontbrak ook bij hem niet. Maar door alles heen klonk een grote, warme liefde voor alles wat leeft. En dus ook voor ons.

Verdwaald
Er ging iets open van binnen. Het bewustzijn dat ik, net als jij, een eigen natuur heb. Dat ik naast alle culturele rollen die ik vervul, ook gewoon een soort ben. Een schakel in de keten. Evolutionair gezien een minuscuul stipje. Met van binnen een drift om te groeien, voort te planten en betekenisvol te zijn.
Ik weet dat ik verdwaald raak als ik contact verlies met deze natuur, met mijn eigen oerkracht. Verdwaald in verwachtingen van anderen, verdwaald in de maakbare samenleving, verdwaald in ideeën, in misleidende journalistiek, verdwaald in mijn brein en in anderen die mij vertellen wat belangrijk is en wat niet. Keer ik terug, dan trekt er een zucht van verlichting door me heen. Gelukkig, ik hoef alleen maar te leven.

Hoofd op pootjes
Soms denk ik dat de Westerse mens zich, zonder kosmische ingreep, ontwikkelt tot een heel groot hoofd op pootjes. Als het aan die hoofden ligt, maken we de wolken witter om opwarming van de aarde tegen te gaan en voeren we een juridische strijd om de rivieren mensenrechten te geven. Beter goed bedacht dan helemaal niets.

Maar het kan ook simpeler. Wie dieper zakt in zichzelf, ontmoet vanzelf zijn eigen natuur. Die voelt dat hij onderdeel is van het aardse leven en alles daaromheen- waarin we meer ervaren dan weten. Die voelt dat we strijden, dansen, vrijen, moorden en vasthouden omdat we nou eenmaal leven. Die voelt dat maakbaarheid een illusie is, omdat we in wezen zo afhankelijk zijn als de pest. Dat is alleen zo ongemakkelijk kwetsbaar.

Maar zit in de afhankelijkheid niet ook de verbinding, tussen mij en de wereld om me heen? De geruststelling dat ik niet alleen ben? Niet machteloos, niet zinloos, maar onderdeel van iets wat groter is dan ikzelf? Is het niet fijn om te weten dat vele handen bijgedragen hebben aan de stoel waarop ik zit? En dat we elkaar herkennen als we maar lang genoeg in elkaars ogen kijken? Is het niet fijn dat ik de wereld niet hoef te veranderen, maar alleen hoef te zorgen voor mijn eigen, kleine onderdeel?

Die verbinding geeft betekenis, vertrouwen en heel veel liefde voor alles wat er is. Inclusief de processierups en het opgeheven vingertje. En daar word je best gelukkig van.