Vroeger moest ik een flink eind fietsen naar school. Er was natuurlijk altijd kans op regen: was het niet bij vertrek, dan kon het natuurlijk zijn dat de bui barstte als ik terugfietste naar huis. Daarom moest ik altijd een poncho bij me hebben van mijn moeder. De poncho was een draconisch geel stuk rubber dat mijn rugzak danig op spanning zette. Maar mijn weerstand over de extra vracht was nog niets vergeleken met het verzet dat ik voelde als het werkelijk regende- want nat thuis komen was natuurlijk geen optie. Dan hees ik plichtmatig de gele zak over mijn hoofd en fietste ik met mijn gevoelige puberbrein als een vormeloos zeilschip door het hippe Amsterdam. Nat werd ik niet, en dat was een pak van het hart van mijn moeder. Want wie nat wordt, wordt ziek, en wie ziek wordt, kan sterven. Ze nam met mij geen enkel risico. Daarmee gaf ze me net zoveel liefde als angst.

Vechten
Want er gebeurde thuis wel meer ‘voor de zekerheid’. In de winter moest er een maillot onder mijn broek, wat in het kruis totaal ellendig zat. Was de ‘r’ in de maand, dan kreeg ik levertraan en Echinaforce, ook als ik niet ziek was. Ik moest een muts, een sjaal, wanten, sloffen, thermisch ondergoed, ook als ik het niet koud had. Elke middag kreeg ik een bak met fruit. Voor de zekerheid was het beter mijn Duitse woordjes nóg een keer te leren. De boontjes werden voor de zekerheid extra lang gekookt. Voor de zekerheid was ik vaak een half uur te vroeg op school. En had ik ruzie, dan leerde ze me voor de zekerheid vechten. 

Schat
Een goed bewaarde schat werd ik. Stevig ingepakt en goed bewapend. Want stel. Stel dat je valt, faalt, glijdt, botst, niest, mislukt, instort, geinfecteerd wordt. Stel dat iets of iemand door je weerstand heen beukt. Stel dat je kwetsbaar bent, of zwak. Stel dat je verguisd wordt, buiten de boot valt. Stel dat je afvalt, het niet redt. Stel dat je lijdt. Stel dat je het niet meer weet. Stel dat je sterft. Alleen een stevig pantser kan dat voorkomen. Maar een pantser dat het leven op afstand houdt, zet je net zo goed gevangen. Want een te goed bewaarde schat wordt nooit gevonden.

Schild
De laatste tijd piept en kraakt het pantser op mijn rug. Het doet zeer onder mijn schouders en onderin mijn nek. Ik heb iemand gevonden die niet bang is om de barsten open te duwen, zodat er ruimte komt. Ruimte voor nieuwe mogelijkheden. En terwijl ik op haar tafel pijn lig te lijden, voel ik een diepe ‘ja’. Een ‘ja’ die blij is met elke aanraking, die vindt dat ze nog heel lang door moet gaan. Het is een grote zucht naar leven. Leven zonder angst. 

Suiker
Aan onze keukentafel vol kinderen ging het laatst over bezorgd zijn. Ook ik had daar teveel van, volgens mijn dochter. We moesten lachen om alles waar je maar bang voor kunt zijn en wat je probeert te voorkomen. Voor de zekerheid bestaat niet, vond iedereen. Voor de zekerheid voelt misschien veilig, maar het staat vooral in de weg. Behalve die avond, toen mijn zoon een grote berg poedersuiker op zijn pannenkoek strooide. ‘Een beetje extra, voor de zekerheid’, schaterde hij.